Wetgeving vanuit de overheid

Regeling hulpverlening oorlogsslachtoffers; gewijzigde berekening voor weduwen van oorlogsslachtoffers
De zorg voor oorlogsslachtoffers en de plicht daarvoor wetten te ontwikkelen is in de loop der tijd bij verschillende ministeries ondergebracht geweest. In eerste instantie was het ministerie van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk voor de uitvoering van de Regeling hupverlening oorlogsslachtoffers, en ook voor de Wbp. Deze wetten waren ondergebracht in de afdelingen Maatschappelijke Zorg I en II. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat ging over de Wbpzo. Vanaf de oprichting van het ministerie van Maatschappelijk Werk in 1952 werden de afdelingen Maatschappelijke Zorg I en II, en dus de zorg voor de oorlogsgetroffenen, ondergebracht bij dit nieuwe Ministerie. In 1960 nam het Ministerie van Maatschappelijk Werk ook de Wbpzo voor haar rekening. De zorg voor oorlogsgetroffenen was vanaf toen steeds een taak van dit ministerie en haar taakopvolgers. In 1965 werd deze taak overgenomen door het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM), wat in 1982 werd opgevolgd door het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC). Binnen dit Ministerie was de zorg voor de oorlogsgetroffenen ondergebracht bij de Directie Verzetsdeelnemers en Vervolgden, die in 1989 de Directie Verzetsdeelnemers, Vervolgden en Burgeroorlogsgetroffenen (DVVB) ging heten. De DVVB werd in 1994 overgeheveld naar het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). In 2004 werden de taken van de DVVB door de Eenheid Oorlogsgetroffenen Herdenking WOII (OHW). In 2010 is de Eenheid Oorlogsgetroffenen nog steeds verantwoordelijk voor het oorlogswelzijnsbeleid, waarbij de nadruk ook steeds meer op herdenking en het vastleggen van bronnen en toegankelijk maken van archiefmateriaal over de Tweede Wereldoorlog is komen te liggen.

De opeenvolgende ministeries probeerden door het instellen van verschillende commissies, werkgroepen en adviescommissies steeds in te spelen op de verschillende behoeftes die bestonden bij oorlogsgetroffenen, en advies uitbrachten over een betere uitvoering van de wetgeving. Ook vonden er langs deze weg op den duur versoepelingen en aanpassingen op de wetten plaats. Zo bleek bijvoorbeeld al snel na de inwerkingtreding van de Wbp dat er behoefte was aan een anti-hardheidsregeling, zodat ook mensen die in het buitenland verzet hadden gepleegd of die slachtoffer van represaillemaatregelen waren geworden, aanspraak konden maken op deze wet. Op 24 januari 1952 werd door een beschikking van de Minister van Binnenlandse Zaken de Wbp ook voor hen opengesteld. Bij dezelfde beschikking werd de Adviescommissie bijzondere uitkeringen opgericht, die de minister advies moest geven over welke personen voor de Wbp in aanmerking kwamen. Maar ook de Commissie Van Namen en de Commissie van advies inzake bijstand aan vervolgden adviseerden de minister over de toepassing van de oorlogswetten. De laatste gaf de minister bijvoorbeeld tot de totstandkoming van de Wuv advies over de toepassing van de Rijksgroepregeling oorlogsgetroffenen 1940-1945 en omtrent beslissingen op individuele aanvragen. De Begeleidingscommissie uitvoering Wuv hield zich vanaf 1986 bezig met de financiële verantwoording van de Wuv. De Adviesgroep protocollering medische causaliteitsbeoordeling had in 1990 tot taak richtlijnen voor het medisch onderzoek op te stellen dat in het kader van een aanvraag nodig is om een causaal verband te leggen tussen de invaliditeit of ziekte van nu en de oorlogservaringen van vroeger. Over dit medisch onderzoek kwamen regelmatig klachten van belangenorganisaties en individuele aanvragers. De Adviescommissie uitvoering wetten voor oorlogsgetroffenen buigt zich sinds 1998 over de mogelijkheden van vereenvoudiging van procedures in het kader van de uitvoering van de wetten voor oorlogsgetroffenen binnen het bestaande systeem van oorlogswetten.

Dineke de Visser

verantwoording
colofon