| ||||||||||||
|
Indisch verzet en de AORIn het kader van toenemende aandacht voor de ervaringen van de Nederlanders in Azië tijdens de oorlog was er voor het eerst ook aandacht voor de lotgevallen van het voormalig Indische verzet. Mensen die hierin actief waren geweest waren nog steeds niet gelijkgesteld met de Nederlandse verzetshelden. Al in 1977 werd door de staatssecretaris van het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk de toezegging gedaan dat zij zouden ondergebracht in de Wbp, maar door de val van het kabinet Den Uyl gebeurde dit uiteindelijk niet. Het nieuwe kabinet koos voor een andere aanpak. De Commissie Indisch Verzet werd ingesteld met als taak om te onderzoeken of er van echt verzet wel sprake was geweest in Indië. In 1981 concludeerde de commissie dat dit inderdaad het geval was geweest. In 1982 werd naar aanleiding daarvan besloten dat er een aparte pensioenvoorziening voor Indische verzetsmensen zou komen vergelijkbaar met de Wbp, maar vervolgens duurde het jaren voordat men eruit was hoe verzetsdaden die zo lang geleden en zo ver weg hadden plaatsgevonden moesten worden beoordeeld en bewezen. Pas in 1985 werd de wet voorgelegd aan de kamer. Op 1 augustus 1986 trad de Wet Buitengewoon Pensioen Indisch Verzet (Wiv) in werking, de laatste van de oorlogswetten. In het wetsvoorstel kwam tot uiting dat men een oncontroleerbaar beroep op de nieuwe wet wilde voorkomen. Voor de Wuv kwamen namelijk inmiddels meer dan 30.000 personen in aanmerking, en dit was tien keer zoveel als bij de invoering was voorzien. Het ministerie van WVC wilde nog zo’n verrassing voorkomen. Daarom moesten aanvragers in ieder geval de Nederlandse nationaliteit hebben. Verder werd Stichting Pelita belast met het opstellen van de sociale rapportages. Deze werden voorgelegd aan de Commissie Indisch Verzet, die een uitspraak deed over het verzetsverleden van de aanvrager. Daarna werd de aanvraag beoordeeld door de Buitengewone Pensioenraad. De wet was vergelijkbaar met de Wbp, maar vanwege de strengere regels bleef het aantal Wiv-gerechtigden beperkt tot enkele honderden personen. Met de min of meer gelijktijdige totstandkoming van de Wubo en Wiv waren alle categorieën oorlogsslachtoffers ondergebracht in hun eigen regeling. Daarnaast was en is nog steeds de Algemene Oorlogsongevallenregeling Indonesië (AOR) van kracht. Hierop kunnen allen die tussen 8 december 1941 en 1 februari 1954 in Nederlands-Indië oorlogsletsel hebben opgelopen, een beroep doen. De AOR stamt uit 1942. Toen de Tweede Wereldoorlog op 8 december 1941 ook in Zuidoost Azië uitbrak moest het bestuur van Nederlands-Indië snel een regeling creëren voor de financiële verzorging van burgers die door de oorlog geen inkomen meer konden verdienen. Dit is de AOR geworden. Het oorlogsletsel kan bestaan uit lichamelijk of geestelijk letsel, inclusief ziektes. De oorzaak van het letsel hoeft niet alleen te liggen in acties van de vijand. Ook algemene oorlogsomstandigheden, acties of nalatigheid van het eigen leger of burgerlijke hulpdiensten kunnen de oorzaak zijn. Zolang de omstandigheden waarin het letsel is ontstaan maar samenhangt met de oorlogsvoering. Letsel opgelopen tijdens internering, dwangarbeid, gevangenschap en aanhouding valt ook onder deze regeling. Zelfs als dit buiten Nederlands-Indië is gebeurd, zoals bijvoorbeeld evacuatie naar Thailand. Sinds de soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949 werd de AOR uitgevoerd door Indonesië. Omdat de betalingen vanuit Indonesië niet goed verliepen, heeft Nederland op 1 februari 1954 de uitvoering van de AOR voor de Indische oorlogsgetroffenen met de Nederlandse nationaliteit overgenomen. De toenmalige minister van Maatschappelijk Werk riep hiervoor een Commissie in het leven in 1954. Deze Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling Indonesië (CAOR) neemt sindsdien de besluiten over de aanvragen. De uitvoering van de AOR ligt vanaf het begin bij de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen. Ook de laatste jaren wordt er nog regelmatig een beroep gedaan op de AOR, mede omdat deze wet voor velen beter toegankelijk is dan bijvoorbeeld de Wubo. Dineke de Visser BronnenBossenbroek, M., De meelstreep. Terugkeer en opvang na de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 2004). |
|||||||||||