De 'afronding' van het naoorlogse rechtsherstel

De commissies die onderzoek verrichtten naar aspecten van het naoorlogse rechtsherstel hebben in hun eindrapportages de regering en financiële instellingen enkele aanbevelingen gedaan. De commissies-Van Kemenade, -Scholten en –Kordes adviseerden de regering onder andere een ‘financieel gebaar’ te maken. Deze adviezen hebben geleid tot veelvuldig overleg tussen regeringsvertegenwoordigers, diverse joodse belangenorganisaties, zoals het Centraal Joods Overleg (CJO) en Joods Maatschappelijk Werk (JMW) en organisaties uit het verzekeringswezen en de financiële sector, zoals het Verbond van Verzekeraars (VvV) en de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en de Vereniging voor de Effectenhandel (VvdE).

De regering heeft dit financiële gebaar gemaakt en stelde in maart 2000 aan de joodse gemeenschap, de Sinti en Roma en de Indische gemeenschap een financiële tegemoetkoming ter beschikking. Met deze financiële tegemoetkoming wilde de regering de achteraf geconstateerde tekortkomingen erkennen en ‘finaal recht doen aan de kritiek op de bejegening van de betrokken vervolgingsslachtoffers in het rechtsherstel en de gevolgen die dat heeft gehad voor hun verdere bestaan.’

Joodse gemeenschap

Aan de joodse gemeenschap werd door de Nederlandse regering een bedrag van € 181,5 miljoen (fl. 400 miljoen) beschikbaar gesteld. Gelden die niet meer aan de oorspronkelijke rechthebbenden of hun erfgenamen teruggegeven konden worden, zouden ten goede komen aan de Nederlandse joodse gemeenschap, zijnde de morele erfgenaam. Het CJO en de Stichting Platform Israël (SPI) slaagden er in de jaren 1999-2000 eveneens in akkoorden te bereiken met banken, beurs en verzekeraars over de afhandeling van de aard en omvang van nog resterende financiële joodse tegoeden in deze sectoren. De regering had al de garantie gegeven dat rechthebbenden in de gelegenheid werden gesteld verzoeken tot restitutie in te dienen.

De restitutiegelden kwamen ten goede aan de besteding van individuele uitkeringen, claims op slapende banktegoeden, niet-uitgekeerde verzekeringspolissen, niet-uitbetaalde schadevergoedingen voor effecten, opengebroken bankkluisjes, zogenaamde Puttkammer-claims maar ook aan collectieve doelen ten behoeve van de Nederlands joodse gemeenschappen in Nederland en Israël en humanitaire projecten in het buitenland. Voor de uitvoering van deze restitutie werden aparte stichtingen opgericht.

De Sinti- en Romagemeenschap

De Nederlandse regering stelde eveneens een financiële tegemoetkoming van € 13,6 miljoen (fl. 30 miljoen) beschikbaar aan de Sinti- en Romagemeenschap. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is het overgrote deel van de Nederlandse zigeuners gedeporteerd naar Auschwitz. Van de 245 Sinti en Roma die zijn gedeporteerd, keerden slechts 30 personen terug. Zij kregen in Nederland eveneens een kille ontvangst. De Sinti en Roma zijn in de jaren na de Tweede Wereldoorlog veelal buiten de regelingen voor rechtsherstel gebleven. Zij kwamen niet in aanmerking voor schadevergoedingen van hun geroofde bezittingen, omdat zij niet over schriftelijke bewijzen beschikten. De financiële tegemoetkoming hebben zij besteed aan individuele uitkeringen en collectieve projecten ten bate van hun gemeenschap. De Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma (SRSR) is opgericht voor het beheer van de gelden en de uitvoering van de bestedingen.

De Indische gemeenschap

De financiële tegemoetkoming van € 113,4 miljoen (fl. 250 miljoen) die in maart 2000 ter beschikking werd gesteld voor collectieve doeleinden voor de Indische gemeenschap werd door het Indisch Platform kritisch ontvangen. In vooroverleg met vertegenwoordigers van de Nederlandse regering had het Indisch Platform zich sterk gemaakt voor een individuele uitkering aan een brede groep Indische oorlogsgetroffenen. De Nederlandse regering was echter van plan slechts de vervolgingsslachtoffers binnen de Indische gemeenschap in aanmerking te laten komen voor een individuele uitkering. Het Indisch Platform achtte deze inperking onrechtvaardig en stelde dat het onderzoek naar het Indische rechtsherstel aanvulling behoefde. De onderhandelingen tussen het kabinet en het Indisch Platform werden hervat en in december 2000 kwamen beide partijen tot een overeenkomst. Er werd een bedrag van € 158,8 miljoen (fl. 350 miljoen) beschikbaar gesteld voor individuele uitkeringen aan personen met de Nederlandse nationaliteit die de Japanse bezetting in Zuidoost-Azië hadden meegemaakt. Daarnaast zou € 15,9 miljoen (fl. 35 miljoen) ten goede komen aan collectieve doelen en werd een breed historisch onderzoek aangekondigd naar de sociale en economische gevolgen van de Japanse bezetting, de bersiap- en revolutietijd, en het dekolonisatieproces voor de verschillende bevolkingsgroepen en regio’s. De Stichting Het Gebaar is in het leven geroepen ten behoeve van het beheer van de gelden en de uitbetaling van de individuele tegemoetkomingen en de projectgelden. De Technische Commissie Haalbaarheidsonderzoek Indische Tegoeden heeft het aanvullende historisch onderzoek verricht.

Homoseksuelen

De Nederlandse regering ondersteunde ook financieel het voorstel om nader historisch onderzoek te verrichten naar een andere groep oorlogsslachtoffers, namelijk de homoseksuelen. Na overleg met het Breed Homo/Lesbisch Platform heeft het kabinet hiervoor € 1,59 miljoen (fl. 3,5 miljoen) beschikbaar gesteld. De Commissie Rechtsherstel Homoseksuelen Tweede Wereldoorlog (Commissie-Lankhorst) kreeg de taak de onderzoeksvoorstellen te toetsen en de regering hierover te adviseren.

Marielle Scherer

Bronnen

  • Brief van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken en de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Financiën aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, 21-03-2000. Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 25 839, nr. 13.
  • Ridder, I.M. de, Eindelijk erkenning? Het Gebaar: de tegemoetkoming aan de Indische gemeenschap (Den Haag 2007).

 

verantwoording
colofon