Vaartuigen

Duitse militairen inspecteren in de Waalhaven binnenvaartschepen die worden omgebouwd tot landingsvaartuigen

Een groot aantal Nederlandse binnenvaartschippers werd tijdens de Tweede Wereldoorlog getroffen door toegebrachte schade aan of bezitsvordering van hun materieel door de Duitse bezetter. Zo werden vaartuigen tot zinken gebracht om gedeelten van waterwegen te blokkeren en werden binnenvaartschepen gevorderd voor het vervoer van geroofde goederen naar Duitsland.

Al in 1942 zijn de eerste maatregelen tot herstel van deze oorlogsschade tot stand gekomen. Vanaf 1950 kon een beroep gedaan worden op de Wet op de Materiële Oorlogsschaden (Wet MOS 1950). Verantwoordelijk voor de uitvoer van deze wettelijke regelingen was de Afdeling Vaartuigen. Deze afdeling viel ten tijde van haar bestaan (1942-1971) achtereenvolgens onder het Ministerie van Waterstaat, het Ministerie van Openbare Werken, het Ministerie van Volkshuishuisvesting en Bouwnijverheid, en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het archief van deze afdeling bevat ruim 500 dossiers betreffende oorlogsschade aan de binnenvaart-, de koopvaardij- en de visserijvloot ten gevolge van de Duitse bezetting. De dossiers zijn alfabetisch geordend op scheepsnaam.

Spoorbrug bij Rotterdam. Ter versperring van de haven is een binnenvaartschip tot zinken gebracht

Bij de Afdeling Vaartuigen lag het accent op de afwikkeling van oorlogsschade aan drijvend materieel, terwijl bij het Bureau Oorlogsschade Binnenvaartschepen van het Ministerie van Waterstaat in de eerste vijf jaar na de oorlog ook inkomstenderving als gevolg van invaliditeit of overlijden van schippers kon worden aangemeld. Beslissingen over de toekenning van deze uitkeringen werden genomen door het Centraal Bureau Verzorging Oorlogsslachtoffers (CVBO).

Voor de terugvoering van schepen die tijdens de bezetting door Duitsers waren gevorderd was het Bureau Terugvoering Vaartuigen verantwoordelijk. Dit bureau maakte deel uit van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Naast het hoofdkantoor in Rotterdam had het Bureau ook bijkantoren te Amsterdam, Delfzijl en Den Helder. In samenwerking met de Netherlands Naval Liaison Officer te Emden en de vertegenwoordiger van het Ministerie van Verkeer te Hamburg werden schepen opgespoord in Duitsland, Scandinavië en Polen en maatregelen getroffen voor de terugvoering naar Nederland en de teruggave aan de rechthebbenden. 

Marielle Scherer

verantwoording
colofon