Geld

Biljet van 20 gulden uit 1941 en biljet van 25 gulden uit 1944

Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben de Duitse bezetters in Europa op systematische wijze geroofd. De roofzucht van de Duitsers kwam tot uiting in een groot aantal maatregelen, beschikkingen, bevelen en verordeningen (VO) met kracht van wet. Een aantal verordeningen was expliciet bedoeld voor joden en hadden betrekking op alle vormen van eigendom.

Liro-verordeningen

De belangrijkste verordeningen voor joden waren de zogenaamde Liro-verordeningen uit 1941 en 1942. De eerste Liro-Verordening (VO 148/41) werd op 8 augustus 1941 uitgevaardigd. De verordening bepaalde onder andere dat joden hun contante vermogen en effecten dienden over te maken naar een te openen rekening bij de Liro-bank in de Sarphatistraat te Amsterdam. De Liro-bank was op papier een bijkantoor van de gerenommeerde bank Lippmann, Rosenthal en Co. aan de Nieuwe Spiegelstraat te Amsterdam. In de praktijk was de Liro-bank een ‘roofbank’ die dienst deed als bewaardepot en verkoopkantoor van geroofd joods eigendom. Vermogens minder dan 10.000 gulden en inkomens minder dan 3000 gulden per jaar waren vrijgesteld. Per persoon was een bedrag van 1000 gulden per maand vrij besteedbaar. In theorie konden de joden over hun tegoeden beschikken, maar regelgeving en hoge provisiekosten leidden er in de praktijk toe dat zij hun vermogen kwijt waren.

De tweede Liro-Verordening (VO 58/42) werd op 21 mei 1942 uitgevaardigd en was een aanscherping van de eerdere regelgeving. Had de eerste Liro-Verordening nog slechts een deel van het joodse particuliere vermogen gevorderd, nu dienden ‘vorderingen van elke soort’ te worden aangemeld. Deze vorderingen omvatten baar geld, bank- en girotegoeden, effecten, levensverzekeringspolissen en vorderingen, sieraden, kunstvoorwerpen en overige kostbaarheden. Alle eerdere vrijstellingen kwamen te vervallen. Het vrij besteedbaar bedrag werd bijgesteld van 1000 gulden per persoon per maand naar 250 gulden per gezin per maand. Volgens berekeningen is tussen de 26 en 55 miljoen gulden aan baar geld, cheques, bank- en girosaldi bij de Liro-bank ingeleverd. 

Biljet van honderd gulden uit 1944

Rechtsherstel

Direct na de Tweede Wereldoorlog is het beheer van de Liro-bank, Sarphatistraat overgenomen door een college van beheerders. Dit college bestond uit drie beheerders die eveneens waren benoemd tot vereffenaars. Om tot liquidatie van de roofbank over te kunnen gaan en eigendommen aan rechthebbenden terug te kunnen geven, waren nieuwe wetsbesluiten noodzakelijk. Op grond van het Besluit bezettingsmaatregelen (E93) werd bepaald dat de Eerste en Tweede Liro-Verordening nooit van kracht waren geweest. Daarnaast was het noodzakelijk de Liro-bank aan te merken als vijandelijk rechtspersoon. De Liro-bank kreeg hierdoor de juridische status van een organisatie die door de Duitse bezetter was ingesteld en waar geroofd (vijandelijk) vermogen was beheerd. Op grond van het Besluit Vijandelijk Vermogen (E133) werd deze status aan de Liro-bank toegekend en was rechtsherstel mogelijk.

Ten tijde van de liquidatie is besloten de Liro-roofbank van naam te doen veranderen. De bank Lippman, Rosenthal & Co. aan de Nieuwe Spiegelstraat was na de bevrijding weer geopend. Om verwarring bij het publiek te voorkomen is in februari 1948 de naam Liro-bank, Sarphatistraat gewijzigd in Liquidatie van Verwaltung Sarphatistraat (LVVS).

Het inventariseren van de vermogensbestanddelen van de LVVS was zeer gecompliceerd. Eind 1942 was bepaald dat per ingang van 1 januari 1943 individuele rekeningen van ‘vol-joden’ dienden te worden afgesloten. Alle resterende ‘tegoeden’ en alle gelden die na 1 januari 1943 binnenkwamen, dienden op een Sammelkonto te worden geboekt. Individuele tegoeden op deze verzamelrekening waren als gevolg van dit besluit niet langer traceerbaar. De beheerders van de LVVS hebben met inzet van tientallen mensen bijna vier jaar gewerkt aan een reconstructie. Iedere bij- of afboeking van het Sammelkonto werd geboekt op de privé-rekening van de desbetreffende rechthebbende.

Na opsplitsing van het Sammelkonto kwam na een jarenlange juridische strijd tussen rechthebbenden en de beheerders-vereffenaars van de LVVS een regeling tot stand waarbij rechthebbenden 90% ontvingen van hun ingediende vordering op de LVVS. Eind 1957 werden de verplichtingen van de LVVS die nog niet waren afgedaan door het Waarborgfonds Rechtsherstel overgenomen.

Marielle Scherer

Bronnen

  • Aalders, G., Berooid. De beroofde joden en het Nederlandse restitutiebeleid sinds 1945 (Amsterdam 2001).
  • Aalders, G., Roof. De ontvreemding van joods bezit tijdens de Tweede Wereldoorlog (Den Haag 1999).

 

 

verantwoording
colofon