Internationale ontwikkelingen

South East Asia Command

Net als in Europa waren ook in Azië de internationale ontwikkelingen bepalend voor de plannen die Nederland kon opstellen. Nederlands-Indië viel in het bevelsgebied van het Britse South East Asia Command onder leiding van supreme commander admiraal L. Mountbatten. Vanwege het uitroepen van de onafhankelijke Republik Indonesia door de leiders van de Indonesische nationalisten Soekarno en M. Hatta en door het opzetten van een eigen bestuursapparaat door de Indonesische nationalisten op Java en Sumatra, besloten de Britten om na de capitulatie geen geallieerd bestuur te installeren in geheel Nederlands-Indië. Zij hadden daar op korte termijn ook niet voldoende troepen voor beschikbaar. Bovendien waren er veel radicale Indonesische jongeren met buitgemaakte (Japanse) wapens. De Britten zouden vanuit een aantal ‘key areas’ hun taken uitvoeren. De belangrijkste taken waren het beschermen, verzorgen en evacueren van geallieerde krijgsgevangenen en burgergeïnterneerden en het afvoeren van de Japanse troepen.[1]

RAWPI

Nederlands RAPWI personeel helpt vrouwen en kinderen, bevrijd uit Banyubiri kamp, in een vliegtuig dat ze zal evacueren
Voor de verzorging en evacuering van de krijgsgevangenen en burgergeïnterneerden werd door de Britten een aparte organisatie opgericht. Deze organisatie – Recovery of Allied Prisoners of War and Internees (RAPWI) – werkte niet alleen in Nederlands-Indië, maar in het hele Britse bevelsgebied.[2] In Nederlands-Indië echter bestonden de RAPWI-teams bijna geheel uit Nederlanders. Vooral op Java werkten Nederlandse organisaties samen met of onder leiding van deze Britse organisatie. De eerste taak van de RAPWI-teams was om de Japanse internerings- en krijgsgevangenkampen te lokaliseren. De aangetroffen gevangenen werden verzorgd en medisch behandeld en vervolgens werden de krijgsgevangenen en burgergeïnterneerden geëvacueerd uit militair operationeel gebied. Het was niet de intentie van de RAPWI om Nederlandse krijgsgevangenen en burgergeïnterneerden te repatriëren. Alleen Britse, Canadese, Australische, Nieuw Zeelandse, Indiase en Amerikaanse krijgsgevangenen en burgers kwamen hiervoor in aanmerking, alsmede personen met een medische indicatie. De Nederlanders zouden naar herstellingsoorden in de hoger gelegen streken van Java en Sumatra gebracht worden.

Bersiap

Echter de ernstige geweldsuitbarstingen die in oktober en november 1945 plaatsvonden tegen de (Indo-)Europese bevolking, de Chinezen en de Nederlandsgezinde Indonesiërs doorkruisten deze plannen. Daarbij kwam dat  Nederlanders (met name Indische Nederlanders) en andere door Indonesische extremisten bedreigde groepen door de Republik Indonesia geïnterneerd werden in zogeheten ‘beschermingskampen’.[3] Mountbatten besloot daarop het aantal key areas op Java en Sumatra uit te breiden.[4] Daarnaast werden ruim 14.000 voormalig geïnterneerden in december van 1945 overgebracht naar Batavia, Australië, Singapore, Ceylon, Bangkok en Nederland.[5]

Een moeder met twee kinderen in het Japanse interneringskamp Tjideng
Door de noodsituatie die was ontstaan was het duidelijk dat de geïnterneerden bij hun bevrijding niet in Nederlands-Indië opgevangen konden worden en dat er veel meer mensen naar Nederland gerepatrieerd moesten worden dan aanvankelijk werd gedacht.

Karolien Verbrugge

Bronnen

[1] M. Bossenbroek, De Meelstreep. Terugkeer en opvang na de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 2001) 150-151.

[2] Bossenbroek, De Meelstreep, 151.

[3] Ibidem, 152.

[4] Ibidem, 153.

[5] Touwen-Bouwsma, E., De opvang van de burgergeïnterneerden op Java en Sumatra (15 augustus 1945-15 april 1946), in: E. Touwen-Bouwsma en P. Groen (red.), Van Banzai tot Bersiap. De afwikkeling van de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië (Den Haag 1996) 38.

verantwoording
colofon