De Vereniging voor de Effectenhandel (VvdE) was in liquidatie tot 2006.
Oprichters
De VvdE is opgericht door effectenhandelaren, in het bijzonder het Algemeen Beurscomité en de Effecten-Sociëteit.
Aanleiding voor oprichting
De VvdE is door effectenhandelaren opgericht met als doel de organisatie van de Amsterdamse effectenhandel te verbeteren. Directe aanleiding hiervoor was de groei die de effectenhandel op dat moment doormaakte, doordat zowel de overheid als het opkomende bedrijfsleven in toenemende mate een beroep deden op de beurs als kapitaalverschaffer.
Voorloper
Het Algemeen Beurscomité (1856-1876) en de Effecten-Sociëteit (1857-1876)
Opvolger
Amsterdam Exchanges N.V. (1997-2000),
Euronext (Amsterdam) NV (2001-2007),
NYSE Euronext (Amsterdam) (2007-)
Rechtsvorm
Vereniging.
In de periode 1941-1953 was de VvdE een bedrijfsgroep met een publiekrechtelijke functie en verordenende bevoegdheid.
Inrichting van de organisatie
Tijdens de Tweede Wereldoorlog telde de VvdE 1000 à 1500 leden. Leden waren (groot)banken, commissionairs en hoekmannen. Enkel bedrijven waarvan de firmanten of directeuren toegang hadden tot de beurs konden lid zijn van de beurs. In november 1941 werd door de Duitse bezetter het besluit ingevoerd dat het beurslidmaatschap niet langer persoonsgebonden was.
Tijdens de oorlog werd het leidersbeginsel ingevoerd. Carel F. Overhoff werd benoemd tot voorzitter. L. Proos Hoogendijk en J.C. van Essen werden aangesteld als plaatsvervangend voorzitters. Bestuurleden, onder wie C. Mandersloot, Van Laer en Tj. Greidanus, kregen zitting in de Raad van Bijstand, waar de voorzitter en plaatsvervangend voorzitters ook deel vanuit maakten.
Na de oorlog bleef de Bedrijfsgroep Effectenhandel nog acht jaar bestaan. De overheid kon handelsbeperkende maatregelen uitvoeren in het kader van de geldzuivering, het rechtsherstel en de wederopbouw. Pas in 1953 werd de bedrijfsorganisatie opgeheven en werd de VvdE weer een volledig particuliere ledenorganisatie. De vereniging kende gedurende haar gehele bestaan vaste commissies. Na de oorlog is een Commissie voor het rechtsherstel opgericht.
Bij beschikking van de Raad voor het Rechtsherstel van 17 december 1945 heeft de Afdeling Effectenrechtsherstel van deze Raad de VvdE belast met de technische uitvoering van de effectenregistratie. Op dezelfde dag heeft de VvdE deze opdracht aanvaard en het Centraal Bureau voor de Effectenregistratie opgericht. De directie van dit Bureau woonde de vergaderingen van de Afdeling bij en diende de werkzaamheden uit te voeren volgens de aanwijzingen van de Afdeling. Dit Centraal Bureau had in 1959 zijn werkzaamheden grotendeel beëindigd en is met ingang van 1 januari 1960 opgeheven. De resterende werkzaamheden zijn door het secretariaat van de Afdeling Effectenrechtsherstel overgenomen.
Positie binnen de organisatie
Sinds de oprichting mocht de VvdE als particuliere ledenorganisatie van de overheid zelfstandig opereren. De eerste beperkende maatregel werd ingevoerd in 1914. In dat jaar werd de Beurswet van kracht. Deze wet was vanwege de oorlogsdreiging ingevoerd. De regering kreeg de beslissingsmacht over de sluiting en opening van de beurs, over fondsen die verhandeld mochten worden en de vaststelling van handelsregels. De regering beschikte echter over beperkte kennis van zaken. In de praktijk vertrouwde zij op de visie van de VvdE.
In november 1941 werd door de Duitse bezetter in het gehele bedrijfsleven een herstructurering doorgevoerd. Er werden Hoofdgroepen, Bedrijfsgroepen en Vakgroepen ingesteld. De VvdE werd ondergebracht in de Hoofdgroep Banken en werd daarin de Bedrijfsgroep Effectenhandel. Het dagelijks bestuur met medebeslissingsbevoegdheid van alle leden werd opgeheven en de nieuwe voorzitter, C.F. Overhoff, kreeg als enige de leiding.
De VvdE was feitelijk ondergeschikt aan de beslissingen van de bezetter, waarvan de belangrijkste vertegenwoordiger het Generalkommissariat für Finanz und Wirtschaft was, dat onder leiding stond van de Duitser dr. H. Fischböck.
Na de bevrijding kregen de leden spoedig weer hun zeggenschap, al bleef de Bedrijfsgroep Effectenhandel nog acht jaar bestaan. De overheid kon handelsbeperkende maatregelen uitvoeren in het kader van de geldzuivering, het rechtsherstel en de wederopbouw. Pas in 1953 werd de bedrijfsorganisatie opgeheven en werd de VvdE weer een volledig particuliere ledenorganisatie.
Bevoegdheden
Vertegenwoordiging van de effectenhandel in Nederland en de bescherming van effectenbezit in binnen- en buitenland.
Tijdens de bezetting had de VvdE een verordenende bevoegdheid.
Taken
De VvdE was opgericht ter verbetering van de organisatie van de Amsterdamse effectenhandel. Daartoe werd een eigen handelsplek ingericht, apart van de goederenbeurs. Enkele taken van de VvdE waren:
vaststellen van regels voor de handel en de handelaren,
vaststellen van regels voor het toelaten van fondsen,
het uitgeven van een prijscourant voor effecten in verband met de controle van de handel.
Ten tijde van de Duitse bezetting verleende de VvdE de roofbank Lippmann, Rosenthal & Co. Sarphatistraat (Liro) toegang tot de beurs waardoor het voor Liro mogelijk werd effecten van joodse oorlogsgetroffenen te verkopen zonder voorafgaande toestemming van de rechtmatige eigenaren. Een belangrijke kwestie in het naoorlogse rechtsherstel was de vraag of een koper al dan niet ‘te goeder trouw’ had gehandeld. Bij de koop van effecten de Liro-bank was hiervan geen sprake geweest.
Met het Besluit herstel rechtsverkeer (E 100) werd het kader geschapen voor het rechtsherstel in het vermogensverkeer. Voor de uitvoering van het effectenrechtsherstel was expertise vereist. De overheid was hiervoor aangewezen op de VvdE die als enige organisatie deze kennis van zaken bezat. Gezien de rol die de VvdE tijdens de bezetting had gespeeld, was belangenverstrengeling echter niet uitgesloten. De VvdE heeft met succes een zo ruim mogelijke definiëring van het begrip ‘te goeder trouw’ opgesteld uit vrees dat leden van de VvdE anders via claims van oorspronkelijke joodse effecteneigenaren of hun rechthebbende erfgenamen financieel aansprakelijk zouden worden gesteld.
In 1953 sloten de minister van Financiën, de Commissie van Gedepossedeerden en de VvdE een overeenkomst waarbij de joodse effecteneigenaren een vergoeding kregen van negentig procent van de waarde van de geroofde effecten inclusief de gederfde rente en de dividenden vanaf 31 december 1941.
De uitvoering van het rechtsherstel werd in de jaren zeventig van de vorige eeuw afgebouwd en afgerond. Ruim twintig jaar later nam de belangstelling voor het onderwerp rechtsherstel weer toe. In de jaren negentig van de vorige eeuw kwam het onderwerp rechtsherstel van geroofd joods bezit internationaal in de belangstelling te staan. De Nederlandse regering stelde enkele onderzoekscommissies in die deelaspecten van het naoorlogse rechtsherstel in kaart brachten en de regering naar aanleiding van hun onderzoeksresultaten aanbevelingen deden. Ook de rol van de VvdE tijdens en na de Tweede Wereldoorlog kwam daarbij aan de orde. De aanbevelingen leidden tot intensief overleg. De belangen van joodse oorlogsgetroffenen en hun nabestaanden werden vertegenwoordigd door het Centraal Joods Overleg (CJO) en de Stichting Platform Israël (SPI). Zij gingen in overleg met zowel de Nederlandse regering als het verzekeringswezen, de banken en de beurs (Amsterdam Exchanges N.V., beurshouder en opvolger van de VvdE). Na langdurig overleg werd door de Nederlandse regering, de banken en de beurs haar spijt betuigd en werden schadevergoedingen ter beschikking gesteld aan joodse oorlogsgetroffenen, hun nabestaanden en de joodse gemeenschap.
Aalders, G., Berooid. De beroofde joden en het Nederlandse restitutiebeleid sinds 1945 (Den Haag 2001).
Aalders, G., Roof. De ontvreemding van joods bezit tijdens de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 1999).
Barendregt, J., Oorlogseffecten. Roof en rechtsherstel van joods effectenbezit (Amsterdam 2004).
Archieven-tastbare goederen-claims. Tweede rapport van de Commissie van Onderzoek Liro-Archieven. Commissie van Onderzoek Liro-Archieven/Commissie-Kordes (Den Haag 1998).
Eindrapport van de Begeleidingscommissie onderzoek financiële tegoeden WO-II in Nederland. Commissie-Scholten (Leiden 1999).
Eindrapport van de Conctactgroep Tegoeden WOII. Commissie-Van Kemenade (Amsterdam 2000).
Kersten, J.W., Theorie en praktijk van het naoorlogse rechtsherstel en beheer (Den Haag 1999).
Meihuizen, J.P., 'Goed fout'. Het criminele verleden van beursvoorzitter en verzetsman Carel F. Overhoff in de doofpot van historici (Amsterdam 1995).
Ridder, P. de, Bankieren tijdens de bezetting: een onderzoek naar de Amsterdamsche Bank en de Nederlandsche Handelmaatschappij in de periode 1938-1948 (Utrecht 2000).
Tielhof, M. van, Banken in bezettingstijd: de voorgangers van ABN AMRO tijdens de Tweede Wereldoorlog en de periode van rechtsherstel (Amsterdam 2003).
Vries, Joh. de, Een eeuw vol effecten. Historische schets van de Vereniging voor de Effectenhandel en de Amsterdamse effectenbeurs, 1876-1976 (Amsterdam 1976).
De eenvoudige toegang bestaat uit een kaartsysteem en de digitale toegang bestaat uit databases.
Indices op toegang
Indexen met trefwoorden.
Omvang
Dossier 1987: ca. 0,75 meter;
Dossier 2530: ca. 0,75 meter (26 mappen).
Archiefordening
Chronologisch
Thematisch
Informatiedrager
papier
Openbaarheid
beperkte openbaarheid
Toelichting
Het archief van de VvdE is een particulier archief. Op verzoek kan toestemming worden verkregen voor inzage, als dit door de Stichting VvdE en de zittende beursorganisatie van belang wordt geacht voor historisch onderzoek.
Verloren geraakt
Er is, voor zover bekend, niets verloren geraakt uit het archief van de VvdE.
Selectie en vernietiging
Het archief van de eenmalige effectenregistratie van nieuwe en oude effecteneigenaren en de uitgevende instelling van het Centraal Bureau voor de Effectenregistratie is overgedragen aan het Agentschap van het Ministerie van Financiën en in een latere periode aan het Ministerie van Financiën. Aldaar is het na afronding van het rechtsherstel met toestemming van de Rijksarchivaris vernietigd.
Analytische beschrijving van het archief
In dit overzicht zijn alleen de archiefdelen van de VvdE in kaart gebracht die betrekking hebben op het functioneren tijdens de Duitse bezetting en het naoorlogse rechtsherstel. Het archief van de VvdE bevat beleidsarchieven. In het archief is met betrekking tot het rechtsherstel geen informatie te vinden over particulieren.
Dossiers 1987 en 2530 hebben betrekking op respectievelijk de Tweede Wereldoorlog en het naoorlogse rechtsherstel.
Dossier 1987; 1940-1945 is een verzameling oorlogsgerelateerde stukken. Het dossier bevat naast documentatie, beursvoorschriften, brochures, correspondentie ook het ledendossier van LIRO II, met correspondentie tussen LIRO en derden (voorheen dossier 5068) en het voormalige dossier 2116 no. 7: 'toegang tot de beurs voor joden verboden'.
Dossier 2530; 1945-1982 heeft betrekking op het rechtsherstel ten aanzien van ontvreemde effecten tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het dossier bevat onder andere correspondentie, notulen van bestuursvergaderingen, de Raad van Bestuur en de Raad van Bijstand.
Persoonsdossiers
Het archief bevat geen persoonsdossiers.
Opmerkingen
De Stichting Vereniging voor de Effectenhandel (opgericht in 1997) beheert de beursgerelateerde historische archieven en collecties.
Bronnen
Mondelinge informatie ontvangen van dhr. G.M. Kroeze van de Stichting Vereniging voor de Effectenhandel/Euronext.
Barendregt, J., Oorlogseffecten. Roof en rechtsherstel van joods effectenbezit (Amsterdam 2004).
Vries, Joh. de, Een eeuw vol effecten. Historische schets van de Vereniging voor de Effectenhandel en de Amsterdamse effectenbeurs, 1876-1976 (Amsterdam 1976).