Taak:
Een Schade Enquête Commissie was belast met de registratie, het onderzoek en de taxatie van oorlogsschade, welke in haar ambtsgebied was ontstaan en met zodanige verrichtingen, als door de minister van Financiën en door het Commissariaat voor Oorlogsschade werden opgedragen.
Procedure:
Na aanmelding bij een Schade Enquête Commissie ontvingen de gedupeerden de benodigde aangifteformulieren. Dit waren de enquêteformulieren A, B, C, D, E, welke respectievelijk waren bestemd voor aangifte van schade aan onroerend goed, bedrijfs- en beroepsuitrusting, handels- en bedrijfsvoorraden, huisraad en vaartuigen. Zodra deze formulieren waren ingeleverd, werden ze onder een enquêtenummer geregistreerd, ten bewijze waarvan de gedupeerden een met het enquêtenummer voorziene schadekaart kregen toegezonden. Deze schadekaarten waren voor de gedupeerden, behalve tegenover de Schade Enquête Commissies, ook van waarde voor het verkrijgen van vergunningen van de met de toewijzing van goederen belaste overheidsorganen (Distributiedienst, Rijksbureaus).
Na de registratie begon men met het eigenlijke onderzoek en de taxatie. De SEC wikkelden niet alle door haar geregistreerde schadegevallen zelf af. Voor zover de schade was toegebracht aan vaartuigen en onroerend goed met de daarbij behorende erven en tuinen, vond het onderzoek en de taxatie plaats door het ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting. De overige bij de SEC geregistreerde schaden werden door haar zelf onderzocht en getaxeerd.
Schade Enquête Commissies stelden schaderapporten op door ter plaatste de schade op te nemen. Ze waren verbonden aan de Belastingdienst en maakten gebruik van diens infrastructuur in het land. Bij het opstellen van de schaderapporten werden gegevens betreffende bezit en waarde van grond en opstallen uit het kadaster, (hypotheek)registers, leggers e.d. van met name de grond- en personele belastinggebruikt.
Het betrof de volgende schaden:
- Aan onroerende goederen, inclusief veldgewassen en bossen: A-schaden. Deze schaden werden als onteigeningsvergoedingen ingeschreven in het Grootboek Wederopbouw. Latere vergoedingen krachtens het Besluit op de Materiële Oorlogsschaden werden daarbij verrekend.
- Bedrijfsuitrusting en roerende zaken voor beroepsuitoefening: B-schaden.
- Bedrijfs- en handelsvoorraden: C-schaden.
- Aan huisraad met inbegrip van lijfgoederen en verbruiksvoorraden: aangeduid als D-schaden.
- Nederlandse Schepen: E-schaden.
Volgend op de aangifte, werd door een enquêteur van de SEC een onderzoek ingesteld en een bezoek gebracht aan de aangever. Hierbij werden personalia genoteerd, waaronder gezinssamenstelling en moesten bewijsstukken overlegd worden van goederen waarvoor men schadevergoeding claimde. Het opgestelde rapport werd aan de SEC gezonden. Op basis van deze rapporten werd berekend welke vergoedingen uitgekeerd zouden worden aan de indiener van een schadeclaim. Er werd uitgegaan van de waarde per 9 mei 1940. De bijdrage werd verrekend met andere verstrekkingen en voorschotten.