Bij beschikking nr. 238 d.d. 18 januari 1950 van de Commissie van Ministers werd per 1 april 1949 De Nederlandsche Bank benoemd tot directrice van het instituut. Het kreeg de opdracht om de lopende zaken zo spoedig mogelijk af te wikkelen en de liquidatie van het Clearing Instituut voor te bereiden. Tot deze liquidatie werd overgegaan per 1 januari 1961.
Aanleiding voor oprichting
Door de economische crisis van de jaren dertig van de 20e eeuw kwamen er grote problemen in het internationale handelsverkeer. Om deze problemen het hoofd te bieden, besloot de Nederlandse regering tot oprichting van het Nederlands Clearing Instituut (NCI) in 1934.
Het algemeen beleid van het Instituut werd bepaald door een Commissie van Ministers (van Economische Zaken, Financiën, Buitenlandse Zaken en Koloniën). De uitvoering lag in handen van een Commissie van Vertegenwoordigers. Naast een Raad van Toezicht was er nog een directie, belast met de leiding van het instituut. De Nederlandsche Bank trad op als vereffeningsbureau.
Taken
Het Nederlands Clearing Instituut was belast met het meewerken aan en het bevorderen van de uitvoering van het internationale betalingsverkeer. Dit gebeurde door verrekening (clearing) van vorderingen op het buitenland.
Tijdens de Duitse bezetting werd de deviezengrens tussen Nederland en Duitsland in april 1941 opgeheven en kwam het tot een vrij deviezenverkeer tussen Nederland en het Groot-Duitse Rijk. Door de door Duitsland vastgestelde hoge koers van de mark, kon Nederland leeggekocht worden en werd het overspoeld met waardeloze rijksmarken. In 1944 kwam de clearing geheel tot stilstand.
Na de bevrijding was er geen betalingsverkeer met Duitsland. Vorderingen op Duitse personen en instellingen konden worden gemeld bij het NCI. Het ging om in marken luidende tegoeden op Duitse banken, rechten/vruchtgebruik van onroerende goederen en ook de loonvorderingen van Nederlandse werknemers (al dan niet gedwongen) op Duitse werkgevers.
De vorderingen wegens verschuldigd loon, waarvoor het Clearinginstituut een ontvangstbewijs afgaf, werden aan het Nederlandse Beheersinstituut doorgegeven. Het NBI bekeek of de vorderingen op grond van het Besluit E 133 vergoed konden worden. Volgens dat besluit konden geen vorderingen wegens verrichte werkzaamheden in Duitse overheidsdienst in behandeling genomen worden. De Bondsrepubliek Duitsland sloot na de oorlog een overeenkomst met Nederland waarin vorderingen die erkend zouden worden, werden omschreven (de zgn. Londense schuldenovereenkomst). Met de DDR werd geen overeenkomst gesloten.
Inventaris van het archief van het Ministerie van Financiën. Nederlands Clearing Instituut, 1934-1946 (1960). Nationaal Archief/Ministerie van Financiën (Den Haag 1990).
Bockxmeer, J.M.L. van en P.C.A. Lamboo, H.A.J. van Schie, Onderzoeksgids Archieven Joodse oorlogsgetroffenen. Overzicht van archieven met gegevens over roof, recuperatie, rechtsherstel en schadevergoeding van vermogens van Joden in Nederland in de periode 1940-1987 (Den Haag 1998).
Archief van het Nederlands Clearing Instituut van het ministerie van Financiën
Omvang: 15 blz. De inventaris bevat een historische en archivistische inleiding (blz. 3 t/m 11).
Omvang
1,4 meter
Aantal inventarisnummers
50 inventarisnummers
Archiefordening
Thematisch
Informatiedrager
papier
Openbaarheid
volledige openbaarheid
Selectie en vernietiging
Volgens een brief gericht aan de Directie Buitenlands Betalingsverkeer van het ministerie van Financiën werd in 1950 en 1951 overgegaan tot gedeeltelijke vernietiging van het archief: het betrof voornamelijk stukken betreffende afgedane bilaterale clearing met diverse landen. Het restant-archief, ca. 79 meter, werd in 1961 overgedragen aan het Agentschap van het Ministerie van Financiën te Amsterdam, en in 1976 door deze aan het ministerie te Den Haag. Tijdens de bewerking heeft vernietiging plaatsgevonden; deels conform de lijst van te vernietigen archiefbescheiden van het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de minister van Financiën d.d. 20 september 1983, kenmerk M.M.A./Ar-6301 II en deels op grond van incidentele machtiging verkregen van de Algemeen Rijksarchivaris bij brief van 21 februari 1985, kenmerk CD/RAI/1985/52/M.B.
Analytische beschrijving van het archief
In het archief van het Nederlands Clearing Instituut is verslaglegging aanwezig met overzichten van aangiften van vorderingen op Duitsland per 8 mei 1945 en het resultaat daarop in 1945 en per 31 december 1946. Het betreft hierbij loonvorderingen, kapitaalvorderingen, vorderingen wegens rechten en octrooien, vruchtgebruik van onroerende goederen en deposito's. Het gaat hierbij meestal om totaalbedragen. Daarnaast bevat het archief kwartaal- en jaarverslagen over de periode 1934-1946, een aantal stukken over de instelling en opheffing van het instituut, accountantsrapporten en stukken betreffende overeengekomen bilaterale handels- en betalingsovereenkomsten.
Archiefstukken van organisatie/persoon in andere archieven
In het archief van het Nederlandse Beheersinstituut (Nationaal Archief; toegang 2.09.49) bevindt zich een aantal dossiers die op deze vorderingen betrekking hebben.
inv.nr 278 Stukken betreffende de behandeling van loonvorderingen van Nederlandse werknemers die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Duitsland verplicht te werk waren gesteld, 1946, 1952-1960
inv.nr. 281 Stukken betreffende de afwikkeling van onvoltooide betalingen via Duitse en Nederlandse banken [BC], 1946-1962
inv.nr. 282 Stukken betreffende de afwikkeling van schulden en vorderingen tijdens beheer van vijandelijk vermogen, 1947-1951
Een deel van het archief berust bij De Nederlandsche Bank daar deze vanaf 1949 belast was met de directie van het Nederlands Clearing Instituut. (zie Inventaris van het archief van De Nederlandsche Bank NV, 1814-1983 (1989). Nationaal Archief, toegangsnummer 2.25.08).