Mr. Karl Friedrich Mannheimer werd op 11 juli 1896 te Maagdenburg geboren. Op 28 juni 1923 trouwde hij met Barbara Augusta Elfriede Weisel. De familie Mannheimer was van joodse afkomst.
Mannheimer studeerde aan de Koninklijke Friedrichs Wilhelm Universiteit te Berlijn en promoveerde aan de Universiteit Würzburg tot doctor in de rechtswetenschappen. Voordat hij in 1925 een eigen praktijk begon, werkte hij enige jaren in overheidsdienst. Naast zijn werk als advocaat was hij ook juridisch repetitor. Na de nationaalsocialistische machtsovername werd het voor Mannheimer steeds moeilijker om in Duitsland zijn functie uit te oefenen. In april 1933 was hij gedwongen zijn advocatenpraktijk te beëindigen. Mannheimer verkocht zijn onroerende bezittingen en week in 1936 uit naar Nederland.
In Nederland vestigde hij zich in eerste instantie in Den Haag (5 maart 1936 - 1 juli 1937); later verhuisde hij naar Amsterdam. Om in Nederland toegelaten te worden tot de balie moest hij Nederlandse diploma's bezitten. Reeds in juli 1936 legde hij aan de Gemeentelijke Universiteit in Amsterdam het kandidaatsexamen rechtswetenschappen af, anderhalf jaar later (februari 1938) gevolgd door het doctoraal examen (cum laude).
Op 23 februari 1938 werd hij als advocaat en procureur tot het Gerechtshof te Amsterdam toegelaten. Tevens begon hij weer met zijn werkzaamheden als repetitor en was hij voorts werkzaam als beëdigd Duits vertaler.
De jodenvervolging in Nederland trof ook Mannheimer. Vanwege zijn joodse afkomst werd Mannheimer op 25 november 1941 de Duitse nationaliteit ontnomen, en vanaf januari 1942 werd het hem wederom onmogelijk om als advocaat en procureur te werken.
Op 20 mei 1943 werd hij naar Westerbork gedeporteerd. Doordat zijn vrouw van niet-joodse afkomst was, viel Mannheimer in de categorie 'gemengd gehuwden' en werd hij in juni 1943 weer vrijgelaten. Omdat zijn huwelijk hem, zeker op langere termijn, geen volledige bescherming tegen deportatie zou bieden, besloot hij onder te duiken. Hij bracht zijn onderduikperiode door in zijn eigen huis. Mannheimer overleefde de oorlog. In 1945 bleek dat een groot deel van de familie Mannheimer, onder wie zijn zuster, in de Oost-Europese vernietigingskampen was omgekomen.
Na de oorlog hervatte Mannheimer zijn werkzaamheden als advocaat. Dit stuitte echter op moeilijkheden omdat hij ten tijde van de Duitse bezetting stateloos was geworden. Voor de oorlog was hij als buitenlander tot de balie toegelaten onder de voorwaarde dat hij binnen drie jaar genaturaliseerd zou zijn tot Nederlander (K.B. van 24 augustus 1938, Staatsblad 251, no. 422). De oorlog maakte dit echter onmogelijk. Door middel van een uitzonderingsmaatregel werd hij op 20 november 1946 weer beëdigd als advocaat en procureur. Op 25 februari 1949 werd Mannheimer genaturaliseerd tot Nederlander.
Voor een groot deel bestond zijn praktijk uit de behartiging van talloze zaken met betrekking tot de afhandeling van schadeherstel, in het kader van wetgeving in de Bondsrepubliek met betrekking tot de 'Wiedergutmachung' en de 'Lastenausgleich'. Mannheimer was daarin één van de specialisten in Nederland.
De praktijk bleef Mannheimer tot op hoge leeftijd uitoefenen, daarbij gesteund door zijn vrouw die ook juriste was. Op 2 april 1974 overleed Mannheimer op de leeftijd van 78 jaar. (Uit drs. H. Koelewijn, Inventaris K.F. Mannheimer, NIOD 1995)