| ||||||||||||
|
Liquidatie van Verwaltung SarphatistraatNaamsafkorting
LVVS, L.V.V.S.
Oprichtingsdatum
1945
Opheffingsdatum
1957
Toelichting op de periode van bestaan
Op 25 mei 1945 zijn mr. Th.P.J. Masthoff en J.D.J. Roos benoemd tot beheerders. Een jaar later zijn zij benoemd tot vereffenaars/liquidateurs. Oprichters
Het Militair Gezag benoemde in 1945 mr. Th.P.J. Masthoff en J.D.J. Roos tot beheerders van de roofbank Liro-Sarphatistraat. In 1946 benoemde het Nederlands Beheersinstituut de beheerders tot vereffenaars/liquidateurs van Liro-Sarphatistraat. Omdat onder het publiek naamsverwarring bestond over de filialen Lippmann, Rosenthal & Co. aan de Nieuwe Spiegelstraat en aan de Sarphatistraat in Amsterdam, werd door het Nederlandse Beheersinstituut besloten de naam Liro-Sarphatistraat per 4 februari 1948 te veranderen in Liquidatie van Verwaltung Sarphatistraat (LVVS). Aanleiding voor oprichting
Beheer en liquidatie van de roofbank Liro-Sarphatistraat na afloop van de Duitse bezetting. Rechtsvorm
Rechtspersoon en vanaf 9 februari 1946 vijandelijk onderdaan Inrichting van de organisatie
De ministeries van Justitie en van Financiën waren nauw bij de afwikkeling betrokken. Het contact tussen de ministeries en de beheerders-vereffenaars verliep via de zogenaamde Lippmann-Commissie, aangeduid als de Commissie LVVS. Beheerder-vereffenaars:
Doelstelling
Beheer en liquidatie van roofbank Liro-Sarphatistraat. Bevoegdheden
Liquidatie van de nog aanwezige en traceerbare eigendommen in beheer van de roofbank Liro-Sarphatistraat. Taken
Op 9 februari 1946 heeft minister van Justitie mr. H.A.M.T. Kolfschoten Liro-Sarphatistraat tot vijandelijk onderdaan verklaard. Hierdoor werd het mogelijk de liquidatie volgens de regels van het Besluit Vijandelijk Vermogen E 133 te laten geschieden. Om de vorderingen van de individuele joden te bepalen en tot restitutie over te kunnen gaan, was het noodzakelijk het Sammelkonto en het Sammeldepot te ontrafelen. Aan deze reconstructie van privé-rekeningen hebben tientallen mensen bijna vier jaar lang gewerkt. In maart 1946 maakte de LVVS bekend dat de crediteuren (veelal de joodse rekeninghouders) een voorschot konden krijgen van ten hoogste fl. 1000,--. De voorschotten zouden te zijner tijd verrekend worden met de eindafrekeningen, die aan belanghebbenden zouden blijken toe te komen. In 1949 werd bekend dat de verplichtingen van de LVVS ongeveer fl. 247 miljoen bedroeg, waarop reeds fl. 8,5 miljoen aan voorschotten aan circa 11.300 personen was betaald. Als men rekening hield met de resultaten van het effectenrechtsherstel en met uitkeringen van andere zogenaamde crediteurenboedels zou een uitkering van ruim 60% aan alle crediteuren mogelijk zijn. Ter bespoediging van de afwikkeling van de boedel deed de LVVS een definitief bod van 70% ineens. De vroegere eigenaars van effecten meenden dat zij door dit aanbod benadeeld werden en verenigden zich in een Commissie tot bescherming der aanspraken van gedepossedeerden. De Commissie tekende met succes beroep aan tegen dit aanbod bij de Afdeling Rechtspraak van de Raad voor het Rechtsherstel. De uitvoering van het aanbod werd met terugwerkende kracht verboden. Alle erkende crediteuren dienden een uitkering te worden gedaan van een zo hoog mogelijk percentage van hun vorderingen. Op 19 mei 1951 heeft de Afdeling Rechtspraak vonnis uitgesproken in het beroep dat was aangetekend tegen de door het Nederlandse Beheersinstituut vastgestelde verificatienormen ter beoordeling van de vorderingen. Dit vonnis bepaalde de manier waarop de LVVS moest worden geliquideerd. Het stelde vast dat de boedel van de LVVS de gezamenlijke eigendom was van de beroofden of hun rechtverkrijgenden. De LVVS was niet verplicht tot schadevergoeding van hen die waren beroofd. De beroofden hadden slechts maximaal recht op het bedrag dat Liro-Sarphatistraat door de opbrengst van het ingeleverde vermogen (geld, goederen, effecten, sieraden) werkelijk had ontvangen. Twaalf verificatiemaatstaven werden vastgesteld. Hiervan waren de belangrijkste:
De verificatie en de uitkering van 55%, met verrekening van de eerder verstrekte voorschotten, vond plaats in de periode juli 1951-maart 1955. Een belangrijk probleem was het vaststellen van de erfgenamen en het vinden van de rechthebbenden. Om erfgenamen op te sporen en het verloop van de vererving vast te stellen, was al in 1949 de Stichting Centraal Bureau voor Onderzoek inzake de Vererving van de Nalatenschappen van Vermiste Personen opgericht. Gerechtelijke procedures tegen de Nederlandsche Bank en tegen enkele andere debiteuren maakte het de LVVS in de loop van 1952 mogelijk het uitkeringspercentage te verhogen van 55% naar 75%. Het voorschotpercentage werd verhoogd van 40% naar 60%. Het rechtsherstel ten aanzien van effecten heeft een vertragende invloed gehad op het tempo en de uiteindelijke afwikkeling van de liquidatie van de LVVS. De Afdeling Effectenregistratie van de Raad voor het Rechtsherstel begon in 1950 beslissingen af te geven over effecten die bij Liro-Sarphatistraat waren ingeleverd. Een effect kon aan de oorspronkelijke joodse eigenaar worden teruggegeven. Dan verkreeg de tegenwoordige bezitter tegen uitlevering van dat effect, een vordering op de LVVS. Zo ontstond in de boekhouding van de LVVS vele duizenden nieuwe rekeninghouders, die tijdens de bezetting van Liro effecten hadden gekocht. Intussen was het mogelijk dat aan een joodse rekeninghouder al een voorschot of een uitkering was gedaan op basis van het verlies van dat effect. In dat geval diende de joodse rekeninghouder hetgeen hij al van de LVVS ontvangen had wegens het verloren effect weer aan de LVVS terug te geven. Dit gebeurde vanaf mei 1952 op grote schaal, na een uitspraak van de Afdeling Rechtspraak, waarbij de effectenbeurs aansprakelijk werd gesteld voor handel in effecten, die tijdens de oorlog op de beurs waren gekocht en bij levering van Liro afkomstig bleken. Deze uitspraak was aanleiding voor de Vereeniging voor den Effectenhandel op de notering ter beurze te schorsen. Dit heeft uiteindelijk geleid tot het zogenaamde ‘Plan Waarborgfonds 1953’. De opzet van dit fonds was aan de vroeger joodse eigenaars of aan de tegenwoordige bezitters van ‘in regelmatig beursverkeer’ verkregen effecten een aanbod te doen van 90% van de waarde van die effecten tegen overdracht van hun aanspraken op die effecten aan het Waarborgfonds Rechtsherstel (WBF). Het WBF kreeg een aanzienlijke vordering op de boedel van de LVVS. Inmiddels had de LVVS problemen met de uitbetaling van de slotuitkering. Een aantal belangrijke vorderingen kon niet binnen afzienbare tijd geïnd worden. De beheerskosten dreigden groter te worden dan de inkomsten. Om een versnelde afwikkeling te bewerkstelligen, heeft het WBF op 19 juli 1956 de boedels van LVVS en VVRA gekocht tegen de verplichting deze boedels in staat te stellen een definitieve uitkering te doen aan crediteuren van 90% respectievelijk 85% van hun vorderingen. Dit aanbod aan crediteuren is door het Nederlandse Beheersinstituut gedaan bij publicatie in de Nederlandse Staatscourant. Bij gebreke van appèl is de regeling tussen de boedels en het WBF definitief geworden. De beheerders-vereffenaars van de LVVS hebben in de periode 19 juli 1956 tot en met 31 december 1957 met het overgrote deel der crediteuren kunnen afrekenen en een aanvullende slotuitkering gedaan tot 90% van de vordering. De verplichtingen van de LVVS, die op 31 december 1957 nog niet waren afgedaan, werden door het WBF ter verdere afwikkeling overgenomen. Deze verplichtingen hadden een waarde van circa fl. 5,5 miljoen. De activa, bestaande uit effecten, vorderingen, saldi en goederen werden per 31 december 1957 overgedragen aan het WBF. Het WBF is per 16 april 1976 opgeheven. De bezittingen van het WBF, alsmede zijn rechten en verplichtingen zijn overgegaan op de Staat. Thema's
Doelgroep
Vervolgingsslachtoffers Nederland
Plaatsen
Verwijzing naar andere archiefvormers
Literatuur
Verdieping
Archief van de Liquidatie van Verwaltung SarphatistraatBeginjaar
1941
Eindjaar
1958
Vindplaats
Nationaal Archief, Den Haag Toegang
Inventaris met nadere toegangen Toegang gedigitaliseerd Kenmerk toegang
2.09.48.01 Omvang: 33 pagina’s. De inventaris bevat een historische en archivistische inleiding (blz. 5-17). Indices op toegang
Kaartsysteem Omvang
33,3 meter Aantal inventarisnummers
420 inventarisnummers
Archiefordening
Alfabetisch Thematisch Informatiedrager
papier Openbaarheid
niet openbaar Verloren geraakt
Niet bekend Selectie en vernietiging
Het archief van de beheerders-vereffenaars van de Liquidatie van Verwaltung Sarphatistraat (LVVS) en van de Vermögensverwaltungs- und Rentenanstalt (VVRA), afkomstig van de Raad voor het Rechtsherstel werd in 1997 door het Algemeen Rijksarchief (ARA) ter bewerking aangeboden aan de Centrale Archief Selectiedienst. De totale omvang van het bestand was 3,5 meter. De bewerking is uitgevoerd met inachtneming van het bepaalde in de brochure ‘Om de kwaliteit van het behoud: normen goede en geordende staat’ (Den Haag [Rijksarchiefdienst/PIVOT] 1994). Analytische beschrijving van het archief
Onderstaande beschrijving van het archief van de Liquidatie van Verwaltung Sarphatistraat (LVVS) en van de Vermögensverwaltungs- und Renteanstalt (VVRA) heeft slechts betrekking op de stukken die afkomstig zijn uit het archief van de beheerders-vereffenaars van de liquidatie van Verwaltung Sarphatistraat (LVVS), inclusief stukken van de gedelegeerde van de Raad voor het Rechtsherstel, afdeling Effectenregistratie bij de LVVS. (Blz. 26-35, 40 uit de inventaris; inv. nrs. 2001-2046; 2064-2068; 2073; 2079-2116; 2127-2130; 2132-2134). Het archief bevat correspondentie, rapporten, verslagen en nota’s, stukken betreffende organisatie en personeel en stukken betreffende de taakuitvoering. Het archief bevat eveneens het LVVS-kaartsysteem. Het betreft een verzameling kaartjes, opgemaakt in de periode 1952-1954, die was samengesteld en gebruikt door de beheerders-vereffenaars LVVS. Dit archief bevatte de stukken betrekking hebbend op de afwikkeling van rekening-courant. Na de oorlog kreeg iedereen die bij de Liro-Sarphatistraat vermogenswaarden had gedeponeerd of ten name van hen gedeponeerd waren, na uiteenrafeling van het Sammelkonto een rekening. Van de afwikkeling van die rekeningen werden dossiers op individueel niveau aangelegd. De aanwezige, enige tienduizenden kaartjes dienden als toegang op die dossiers. Vermoedelijk zijn de kaartjes opgemaakt bij de definitieve erkenning van de vorderingen op de Liro-boedel. De dossiers zijn in 1984 met machtiging van de algemene rijksarchivaris vernietigd. Eén dossier (inv. nr. 2073) is als voorbeelddossier bewaard. Archiefstukken van organisatie/persoon in andere archieven
Opmerkingen
Het archief is na opheffing van de LVVS in bezit gekomen van het Waarborgfonds Rechtsherstel. Het WBF heeft het gedeponeerd in de archiefbewaarplaats van het NBI, als onderdeel van het archief van de Raad voor het Rechtsherstel. Het Archief van de Liquidatie van Verwaltung Sarphatistraat is een supplement op het archief van de Afdeling Effectenregistratie van de Raad voor het Rechtsherstel, maar is hier niet in opgenomen. Archief van het Nederlandse BeheersinstituutBeginjaar
1945
Eindjaar
1970
Vindplaats
Nationaal Archief, Den Haag Toegang
Inventaris Toegang gedigitaliseerd Kenmerk toegang
2.09.49 Omvang: 99 pagina’s. De inventaris bevat een historische en archivistische inleiding (blz. 9-18). Omvang
Het archief van het Nederlandse Beheersinstituut beslaat 54 meter, waarvan 1 meter betrekking heeft op Liro/LVVS. Aantal inventarisnummers
364-370, 857-879
Archiefordening
Thematisch Informatiedrager
papier Openbaarheid
beperkte openbaarheid Toelichting
Tot 2019 en deels tot 2042 is het mogelijk stukken te raadplegen, na indiening van een schriftelijk gemotiveerd verzoek en na toestemming van de directeur Nationaal Archief. Voor publicatie van gegevens is toestemming vereist van het Ministerie van Justitie, behalve van gegevens uit bescheiden die naar hun aard openbaar zijn (kranten, brochures, publicaties Raad of NBI, in openbaar uitgesproken vonnissen). Analytische beschrijving van het archief
Correspondentie en vergaderstukken:
Dossiers:
|
|||||||||||
|