De commissie werd ingesteld bij Koninklijk Besluit d.d. 9 augustus 1949. Leden van de commissie waren echter al eerder dat jaar met voorbereidende werkzaamheden begonnen.
De officiële opheffing van de commissie vond plaats in september 1962. Nadien werden (incidentele) verzoeken tot aangifte en verzoeken tot inlichtingen uit het Centraal Register afgehandeld door de Hoofdafdeling Privaatrecht van het ministerie van Justitie.
Oprichters
De Commissie is ingesteld door de ministers van Justitie, Binnenlandse Zaken en Financiën in overleg met het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis, de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters, de chefs van de bureaus Bevolking en Burgerlijke Stand te Amsterdam en de Staatsdrukkerij.
Aanleiding voor oprichting
In de oorlog zijn vele Nederlanders en in Nederland verblijvende mensen naar Duitse kampen gedeporteerd. Een groot deel van deze mensen is na de oorlog niet teruggekeerd. De meeste mensen en dan met name joden werden direct na aankomst in de kampen vermoord. Hoewel over het lot van deze officieel als vermist staande mensen weinig twijfel was, ontbrak hiervoor echter het bewijs. Formeel kon slechts worden vastgesteld dat deze gedeporteerden vermoedelijk waren overleden. Zolang inschrijving van het overlijden in de registers van de Burgerlijke Stand niet mogelijk was, bracht dit voor nabestaanden tal van juridische consequenties met zich mee. Aangezien de bestaande wetgeving voor slachtoffers van deportaties en ander oorlogsgeweld in de praktijk onbruikbaar bleek, werd een tijdelijke regeling vastgesteld. De Wet van 2 juni 1949 (J 227), houdende voorzieningen betreffende het opmaken van akten van overlijden van vermisten, diende de bestaande procedures te vereenvoudigen. In augustus 1949 werd de Commissie tot het doen van aangifte van overlijden van vermisten in het leven geroepen die deze wet moest gaan uitvoeren.
Opvolger
Hoofdafdeling Privaatrecht van het ministerie van Justitie
Inrichting van de organisatie
Samenstelling van de Commissie
Lid-Voorzitter
Mr. J.A. de Vries
Oud-procureur-Generaal bij het Gerechtshof te Arnhem
Lid
Mr. W.F.K. Cost Budde
Oud-Referendaris van de gemeentesecretarie van Den Haag
Mr. L.B.J. Vermeulen
Oud-Advocaat-Generaal bij het Gerechtshof te Den Haag
Plaatsvervangend lid
Jhr. mr. T.K.M.J. van Sasse van Ysselt
Administrateur bij het ministerie van Justitie
Secretaris
A.J. Fonteijn
Ambtenaar van het ministerie van Justitie
Adviserend lid voor het geven van advies aan de Commissie
Drs. C.J. Graafland
Hoofd van de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters
Mr. Dr. A. van Praag
Adjunct-administrateur van de gemeentesecretarie van Amsterdam
J. van de Vosse
Directeur van het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis
Aan de commissie was een bureau toegevoegd voor de administratieve werkzaamheden. In 1952 werd het aantal personeelsleden van het bureau teruggebracht tot 2 personen in verband met de afname van de werkzaamheden.
Positie binnen de organisatie
De commissie viel onder het ministerie van Justitie.
Taken
In de oorlog zijn vele Nederlanders en in Nederland verblijvende mensen door de Duitse bezetter naar kampen in Duitsland en Polen gedeporteerd. Een groot deel van deze mensen is na de oorlog niet teruggekeerd. De meeste mensen en dan met name joden werden direct na aankomst in de kampen vermoord. Hoewel over het lot van deze officieel als vermist staande mensen weinig twijfel was, ontbrak hiervoor echter het bewijs. Formeel kon slechts worden vastgesteld dat deze gedeporteerden vermoedelijk waren overleden. Zolang inschrijving van het overlijden in de registers van de Burgerlijke Stand niet mogelijk was, bracht dit voor nabestaanden tal van juridische consequenties met zich mee. Nabestaanden konden bijvoorbeeld geen recht doen gelden op de eigendommen van de gedeporteerde. Door een echtgenoot kon een nieuw huwelijk niet worden aangegaan en toekenning van weduwen- en wezenpensioen was niet mogelijk. Aangezien de bestaande wetgeving voor slachtoffers van deportaties en ander oorlogsgeweld in de praktijk onbruikbaar bleek, werd een tijdelijke regeling vastgesteld. De Wet van 2 juni 1949 (J 227), houdende voorzieningen betreffende het opmaken van akten van overlijden van vermisten, diende de bestaande procedures te vereenvoudigen. In augustus 1949 werd de Commissie tot het doen van aangifte van overlijden van vermisten in het leven geroepen die deze wet moest gaan uitvoeren.
De Commissie deed zowel uit eigen beweging als op verzoek onderzoek naar vermiste personen. De volgende procedure werd gevolgd:
Registratie van de vermiste persoon
Opvragen van en verificatie van de gegevens van de vermiste aan de hand van de gegevens uit de administratie van het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis
Inwinnen van verdere gegevens bij de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters
Onderzoek van de plaats en datum van overlijden
Vaststellen van de plaats en datum van overlijden
Afkondiging van de aangifte van overlijden in de Staatscourant en het verzenden van de aangifte van overlijden en het afschrift daarvan naar de ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de gemeente waar de vermiste voor het laatst woonachtig was
Inschrijving in de registers van de Burgerlijke Stand vond drie maanden na afkondiging in de Staatscourant plaats. Het afschrift van de aangifte van overlijden werd door de ambtenaar van de Burgerlijke Stand teruggezonden naar de Commissie
Verwerking van de gegevens van het afschrift van de aangifte in het "Centraal Register van akten van overlijden van vermisten"
In 1954 kreeg de commissie de taak erbij om ook naar de vermisten van de Watersnoodramp van 1953 een onderzoek in te stellen en een aangifte van overlijden in te dienen bij de Burgerlijke Stand.
Buskes, J., Inventaris van het archief van de Commissie tot het doen van Aangifte van Overlijden van Vermisten, 1949-1962 (1978). Nationaal Archief (Den Haag 1983).
Inventaris van het archief van de Commissie tot het doen van Aangifte van Overlijden van Vermisten: Inventaris en Index op de VP-dossiers (Vermiste Personen), 1949-1962 (1978). Centrale Archiefselectiedienst / Nationaal Archief (Winschoten / Den Haag, z.j.)
Archief van de Commissie tot het doen van Aangifte van Overlijden van Vermisten
Omvang: 32 pagina's. De inventaris bevat een historische en archivistische inleiding (blz. 5-21).
Indices op toegang
Nadere toegangen: klappers en kaartsystemen
Omvang
8,25 meter
Aantal inventarisnummers
109 inventarisnummers
Archiefordening
Alfabetisch
Thematisch
Informatiedrager
papier
Openbaarheid
volledige openbaarheid
Verloren geraakt
Niet bekend
Selectie en vernietiging
Niet bekend
Analytische beschrijving van het archief
Het archief van de Commissie is na overdracht geïnventariseerd en van een nieuwe ordening voorzien. Deze ordening doet recht aan de werkwijze van de Commissie:
verzamelen van gegevens
het vaststellen van data van overlijden
het doen van aangifte
De commissie verzamelde haar gegevens bij het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis en gemeenten. Daarnaast werd door middel van getuigenverhoren en gegevens van deportatietransporten vastgesteld wat er met een vermiste was gebeurd. Een getuige kon bijvoorbeeld een verklaring afgeven dat een vermiste was overleden. Ook door het reconstrueren van het verloop van deportatietransporten kon de commissie vaststellen wat het lot van de persoon was geweest. Op basis van getuigenissen en archiefmateriaal kon gereconstrueerd worden wat er met bepaalde groepen mensen bij aankomst in een vernietigingskamp was gebeurd, bv. dat bij aankomst in een kamp alle vrouwen direct naar gaskamers werden gebracht. De commissie kon dan van een vermiste vrouw van wie bekend was dat zij op dat transport was gezet, concluderen dat zij was overleden. Voor deze persoon hoefde dan geen individueel onderzoek te worden ingesteld. Van deze werkwijze zijn dossiers terug te vinden in het archief. Ook bevat het archief gegevens over het verloop van de deportatietransporten en de groepen die direct bij aankomst in een kamp zijn vermoord. Gegevens die van het Informatiebureau werden verkregen, zijn gescheiden gehouden van het archief van de commissie. Toch overlapt een deel van de informatie dat in het archief van de commissie aanwezig is, met de gegevens aanwezig bij het Informatiebureau.
De tweede taak van de commissie was het doen van aangifte van overlijden van de vermiste. Ook van deze handeling zijn stukken aanwezig in het archief, zoals de 'nummerboeken' houdende opgave van in behandeling genomen zaken, statistieken en circulaires.
Voorts bevat het archief het kaartsysteem van het Centraal Register. In het Centraal Register was de commissie wettelijk verplicht de personen bij te schrijven die als vermist waren aangemeld bij de commissie en waarvan de overlijdensdatum door de commissie was vastgesteld. In dit register werden de naam, geboortedatum, vastgestelde overlijdensdatum, alsmede de datum waarop de overlijdensakte is opgemaakt door de Burgerlijke Stand genoteerd. Het kaartsysteem is alfabetisch geordend. (inventarisnummers 91-109).
De persoonsdossiers die zijn opgesteld in het kader van de 'Wet, houdende voorzieningen betreffende het opmaken van akten van overlijden van vermisten' (1949) maken gèèn deel uit van dit archief, maar vormen een apart archiefblok met eigen inventaris.
Deelarchieven/ gedeponeerde archieven
Het archief bevat noch originele archivalia van andere archiefvormers, noch gedeponeerde archieven.
Archiefstukken van organisatie/persoon in andere archieven
De persoonsdossiers die zijn opgesteld in het kader van de 'Wet, houdende voorzieningen betreffende het opmaken van akten van overlijden van vermisten' (1949) vormen een apart archiefblok met eigen inventaris.
Archief van de Commissie tot het doen van Aangifte van Overlijden van Vermisten: Inventaris en Index op de VP-dossiers (Vermiste Personen)
Omvang: 26 pagina's. De inventaris bevat een gebruiksaanwijzing over het zoeken van gegevens van personen in het archief.
Indices op toegang
Er zijn drie concordantielijsten:
op naamklappers
op afgesloten dossiers VP (Vermiste Personen)
op niet-afgesloten dossiers
Omvang
77 meter
Aantal inventarisnummers
744 inventarisnummers
Archiefordening
Alfabetisch
Numeriek
Informatiedrager
papier
Openbaarheid
volledige openbaarheid
Verloren geraakt
Niet bekend
Selectie en vernietiging
Niet bekend
Analytische beschrijving van het archief
Het archief bevat de persoonsdossiers die zijn opgesteld in het kader van de 'Wet, houdende voorzieningen betreffende het opmaken van akten van overlijden van vermisten' (1949).
Tijdens de ordening van het archief van de Commissie tot het doen van Aangifte van Overlijden van Vermisten is ervoor gekozen de persoonsdossiers als apart archief te registreren.
Het archief bestaat uit twee reeksen dossiers. De grootste reeks bevat dossiers betreffende vermiste mensen waarvan is vastgesteld dat de persoon in kwestie is overleden. Een kleinere reeks bestaat uit dossiers die nooit zijn afgesloten. Van de personen uit deze dossiers is nooit vast komen te staan dat zij zijn overleden. Zij staan nog steeds als vermist te boek. De gegevens in deze dossiers komen voor een groot deel van het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis en kennen dus een overlap met de gegevens van het Informatiebureau.
Naast deze twee reeksen persoonsdossiers bevat het archief een kaartsysteem van naamklappers. Op alfabetische volgorde zijn alle namen van de onderzochte personen op kaarten geschreven. Op de kaarten staat een verwijzing naar het dossier waarin de gegevens van de vermiste persoon te vinden zijn. De inventaris biedt de gebruiker een handleiding.
Het archief bevat niet alleen dossiers met gegevens over personen die vermist zijn geraakt tijdens de oorlogsjaren, maar ook als gevolg van de watersnoodramp uit 1953.
Dossiers van vermiste personen, ten aanzien waarvan de commissie geen goede gronden aanwezig achtte om tot aangifte van overlijden over te gaan, 1948-1977 (inv. nrs. 593-613).
Klapper op de dossiers betreffende vermiste personen. Kaartsysteem, z.d.
Deelarchieven/ gedeponeerde archieven
Het archief bevat noch originele archivalia van andere archiefvormers, noch gedeponeerde archieven.
Archiefstukken van organisatie/persoon in andere archieven
De persoonsdossiers uit deze inventaris waren oorspronkelijk opgenomen in het archief van de Commissie tot het doen van aangifte van overlijden van vermisten. In dit archief zijn de overige bescheiden van de Commissie te vinden.