De Backpay-commissie werd op 19 juni 1946 door Luitenant-Gouverneur-Generaal H.J. van Mook geïnstalleerd. De commissie werd op 19 oktober 1947 eveneens door Van Mook formeel ontbonden.
Oprichters
Luitenant-Gouverneur-Generaal H.J. van Mook
Aanleiding voor oprichting
Ten tijde van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië waren aan Indische gouvernementsambtenaren en KNIL-militairen aldaar geen salarissen uitbetaald of premies voor verzekeringen overgemaakt. Na de capitulatie van Japan werd aangedrongen op een regeling ter compensatie voor de geleden schade en uitbetaling van niet-genoten inkomsten. Luitenant-Gouverneur-Generaal H.J. van Mook stelde de Backpay-commissie in om het vraagstuk te onderzoeken en het gouvernement hierover te adviseren.
Inrichting van de organisatie
Samenstelling van de commissie (juni 1946):
L. Götzen, voorzitter, Directeur van Financiën (vanaf augustus 1946),
Drs. L. Korthals, Directeur van Financiën, (plaatsvervangend) voorzitter, tevens lid (juni-augustus 1946).
Leden:
Mr. A.P.G. Hens, Hoofd der Afdeling Sociale Zaken van het departement van Justitie
Mr. F.J. Muller, President van de Algemene Volkskredietbank
F.H. Kooistra, luitenant-kolonel der Militaire Adminstratie
J.W. Klei, Hoofd Algemene Personele Zaken (juni-augustus 1946), in augustus 1946 vervangen door B. Krijger, Hoofd Algemene Personeels Zaken
Mr. W.L.J. Koymans, Vertegenwoordiger van de Directie van de Indische Pensioenfondsen,
Dr. Ir. H.M.J. Hart, Hoofd van het Centraal Kantoor voor de Statistiek (juni-augustus 1946), in augustus 1946 vervangen door ir. L.H. Huizenga, assistent bij het Centraal Kantoor voor de Statistiek
H.M.W. Verboom, Voorzitter van de Algemene Werkers Associatie
Dr. ir. P.M. Prillwitz, lid van het Hoofdbestuur van den Nederlands-Indischen Bond van ex-geïnterneerden en gemobiliseerden (N.I.B.E.G.) (juni-augustus 1946), in augustus 1946 vervangen door Mr. C. Bakker, lid van het Hoofdbestuur van de NIBEG
Drs. A.Th. Boogaerdt, hoofdambtenaar voor gemeente zaken, lid van het hoofdbestuur van het Indo-Europeesch Verbond
Jhr. mr. C.H.V. de Villeneuve, Voorzitter van den Ondernemersbond
(per augustus 1946) J.H. Smit, voorzitter van de Suikerbond
(per augustus 1946) Mevrouw mr. W.J. Haitsma-Rahder
Secretaris van de Commissie:
Mr. W. van Ulsen, Adjunct Referendaris bij het Kantoor voor Algemene Personele Zaken
De commissie werd onderverdeeld in drie subcommissies:
de subcommissie-salarissen
de subcommissie-pensioenen
de subcommissie-schuldenproblematiek
Doelstelling
Advisering van de regering.
Taken
De Backpay-commissie kreeg de opdracht de regering op korte termijn van advies te dienen 'omtrent de uitbetaling van de bezoldigingen e.d. over de bezettingsperiode, alsmede over daarmee verband houdende vraagstukken als het vergoeden van premies op levensverzekeringen, in Nederland doorbetaalde delegaties, in de bezettingstijd aangegane schulden enz. en zich daarbij uit te spreken zowel omtrent de principiële zijde van dit vraagstuk, zijnde de rechtspositie van de verschillende categorieën ambtenaren en van particulieren als omtrent de wenselijkheid om in verband met de daaraan verbonden consequenties en 's Lands financiële toestand de uitbetaling tot bepaalde uitkeringen te beperken'. [Meijer, Indië, Nederland en de backpay-kwestie 1945-2005, 47; MinKol, 2.10.54, inv. nr. 1648]
De commissie diende onder andere advies uit te brengen over 'kwesties als de uitbetaling van het verschil tusschen burgersalarissen en soldijen van dienst- of reserveplichtige ambtenaren, die hun dienst (reserve-) plicht gedurende den oorlog buiten bezet gebied hebben verricht, alsmede de uitbetaling van reserveeringen op basis van de ministeriëele beschikking van 11 Mei 1943 No.1/RvB/A.3 (...). Tevens zal zij zich hebben uit te spreken over de betaling van premies op levensverzekeringen, in Nederland doorbetaalde delegaties, in den bezettingstijd aangegane schulden en verdere, met het onderhavige vraagstuk samenhangende, onderwerpen. Tenslotte zal de commissie hebben te beraden omtrent de wijze, waarop eventueele betalingen zullen kunnen worden bewerkstelligd.' [MinKol, 2.10.54, inv. nr. 1648]
De commissie werd onderverdeeld in drie subcommissies:
Subcommissie salarissen
Subcommissie pensioenen
Subcommissie schuldenproblematiek
De subcommissie salarissen kon intern geen overeenstemming bereiken over de juridische vraag of er recht op backpay bestond en de hoogte van een eventuele uitkering. Aangezien een groot deel van de bevolking in Nederlands-Indië steeds meer problemen kreeg om in de eerste levensbehoeften te voorzien, werd een pre-advies geformuleerd, dat in september 1946 in een ordonnantie werd uitgebracht. Dit 'besluit inzake de initiële rehabilitatie-uitkering' voorzag in een uitkering van minimaal drie en maximaal vijf maanden achterstallig loon of pensioen. De hoogte van deze eenmalige uitkering was afhankelijk van de grootte van de gezinssamenstelling. De uitkering diende niet gezien te worden als een betaling van niet-uitgekeerd salaris, maar als een rehabilitatie-bedrag waarmee de oorlogsgetroffenen in staat werden geacht een nieuw bestaan op te bouwen op een niveau van de toen passende omstandigheden.
De Backpay-commissie is in oktober 1947 ontbonden. In het zogenaamde tripartite overleg tussen overheid, werkgevers en werknemers werd de discussie over de backpay-kwestie voortgezet.
Goeje, N.J.W. de, Geld(t) voor overzee. Institutioneel onderzoek naar overzeese pensioenen en eenmalige uitkeringen aan Indische oorlogsslachtoffers. Pivot-rapport nummer 34 ('s-Gravenhage 1996).
Keppy, P., Sporen van vernieling. Oorlogsschade, roof en rechtsherstel in Indonesië 1940-1957 (Amsterdam 2006).
Meijer, H., Indische rekening. Indië, Nederland en de backpay-kwestie 1945-2005 (Amsterdam 2005).
Verslag van de Commissie Achterstallige betalingen Ingesteld bij besluit van de Staatssecretaris voor Uniezaken en Overzeese Rijksdelen dd. 4 december 1951 ('s-Gravenhage 1952).
Opmerkingen
De commissie was van mening dat een 'individuele schuldenbevrijding' vanwege tal van praktische - financiële - bezwaren niet tot de mogelijkheden behoorde. Vandaar dat gestreefd werd naar een uitkering waaruit 'redelijkerwijs' schulden konden worden betaald en waarmee rehabilitatie tot de mogelijkheden zou behoren. Gezien het standpunt dat de Backpay-commissie innam, was de naam van de commissie misleidend en gekozen om belanghebbenden bij voorbaat niet alle illusies te ontnemen. [H. Meijer, Indische rekening. Indië, Nederland en de backpay-kwestie 1945-2005 (Amsterdam 2005) 51.]